27 January, 2009

terzake


Een reis van 5 maanden. Door een continent van 17.819.100 m2 waarvan ik pakweg op zijn best 0.1 % van gezien zal hebben. Te zeggen dat ik het heb leren kennen, zou een leugen zijn. Toch doe ik een goede poging. Van bestemming naar bestemming, vragend aan andere reizigers, locals en lezend in mijn LP (wat mij betreft altijd als laatste resource) kom ik tot die puntjes op de kaart die ik graag gezien wil hebben. Van het een naar het ander, pas ik een bus, trein, auto, jeep, ferry, vissersboot, of vliegtuig. Soms loop ik het, met name als het een grens betreft.
Met ruime 3 maanden erop zitten, blik ik (al) af en toe terug. Op de momenten die een indruk achter hebben gelaten, die me geraakt hebben. En hoewel ik (nog) druk bezig ben met het organiseren van mijn vervoer van doel naar doel, realiseer ik me dat de dingen die me echt geraakt hebben, geen bestemming waren, maar gewoon, zomaar onderweg langskwamen.

In een overvolle bus naar de grens geeft een jonge moeder haar kind staand in het gangpad zonder blikken of blozen de borst. Een man geeft me in de hete bergen wat coka, om op mijn benen te blijven staan. Op de markt reikt een bolle Boliviaanse mij haar eerst gebakken visje aan. Het doofstomme meisje wat mij in elke klas achtervolgt en hanenpoten in haar schriftje krast, zogenaamd kopierend wat ik op het bord zet. Ik slaap in een boomhut van een reservaat waar ik terechtkwam omdat ik ziek was en niet naar de volgende stad kon reizen. Er loopt een (echte) gaucho vlak langs ons over het plein, waar we om 06.30 uur sochtends staan te debatteren of we verder reizen of niet. Er zit een vlinder in het hostel in de wasserette, terwijl wij al de hele dag in de bloedhitte door een reservaat zijn gelopen. Er zwemmen twee dolfijnen langs net voordat we aanmeren in de haven met de boot die me terugbrengt naar het vaste land, na 4 dagen op een tropisch eiland.

Mijn oud directeur preekte vaak. Een van zijn preken luidde: wat wij als terzake zien is eigenlijk terzijde en het terzijde juist terzake. Hoewel ik het nog veel met hem oneens ben, begin ik dit, nu met wat eigen ervaringen erbij, te geloven. Wellicht dat ik niet op reis ben voor de bestemming, maar voor het pad op zich. En is het wel zo dat het doel niet hetgene moet zijn waar ik (en we) met z´n allen naar op zoek moeten zijn. De maanden die mij resteren, ben ik voornemens mijn doelen wat meer links te laten liggen, mijn reis wat meer te laten ZIJN. Met het risico dat wat terzijde was terzake wordt en daardoor weer terzijde...

25 January, 2009

kleine wereld


In een kleine week tijd heb ik het gepresteerd om het grootste contrast tot nu toe van mijn reis neer te zetten. Nu, zittend in een hostel achter het internet, realiseer ik me dat het nauwelijks in mijn koppie past. Daarom wil ik het graag woorden geven...

Zaterdag: met een blauwe houten vissersboot meer ik aan in de baai. Het zand is wit, zo dun als stof. Het atlantische regenwoud doemt over het slaperige strand. De arendachtige vogels vliegen laag over het eiland, op zoek naar prooi. Het eiland bestaat uit 1.000 vaste bewoners.
Zondag: de zoektocht naar een hostel levert meer dan veel op. Een oudere visser, die me graag meeneemt ´s ochtends om krabben te vangen. Ik doe een poging tot surfen en mag tot mijn verbazing gewoon zomaar een board mee de zee in. Na een gevecht van een uur geef ik toe dat deze golven mijn beginner-surfer-niveau te veel zijn.
Maandag: een lange wandeling over het verlaten strand en een duik als enige in een baai de grootte van de IJhaven. De boot naar de haven. Zes uur wachten op een guur busstation, bellend met de ABN AMRO die mijn pinpas mag blokkeren omdat er maar liefst ¢ 1700 van mijn rekening is gehaald via de, blijkbaar vrij populaire, skimtechniek.
Dinsdag: ik kom om 06.00 uur aan in Sâo Paulo, stad van 20 miljoen inwoners. Het busstation is groter dan het vliegveld van Athene. Het stinkt er naar uitwerpselen. Bij het touristenbureau waarschuwen ze me niet in het donker alleen over straat te gaan. In de metro zie ik een aanplakbiljet met `Er reizen dagelijks 3.000.000 mensen met de metrô de Paulistas´. Ik bezoek het MASP en wandel urenlang door de metropol. Ik koop in een boekenwinkel die wel 5 X groter is dan die ene in Rotterdam, 4 Engelse boeken, omdat het ruilen van boeken in BrasiU nogal tegenvalt. Voor donker ben ik binnen en zit ik met mijn billen, een boek en een biertje op de bank van het hostel. Gister liep ik met mijn blote voeten op het strand, onder een hemel vol sterren, luisterend naar de branding.
Wat is de wereld toch groot, en klein tegelijk....

24 January, 2009

BraziU

beeld is een handelaar van iets dat ik veel vaker ga tegenkomen, heb ik zo’n vermoeden. Kenmerkend voor de Braziliaanse cultuur, maar ook zeer begrijpelijk gezien de aanhoudende en klamme hitte. In alle kleuren en vormen hangen ze er. Hangmatten!
Al meteen blijkt dat ze niet slechts een souvenirtje zijn, maar dat ze ook daadwerkelijk, zelfs in de stad, gebruikt worden. Aangezien de taxichauffeur die ons weg zal brengen eerst uit zijn hangmat moet klimmen, deze af moet tuigen en op moet vouwen voordat hij in de auto kan stappen. Heerlijk, ik voel me meteen thuis.
En dat geldt voor veel tot nu toe. Brazilië is het land waar ik eigenlijk niet naartoe zou gaan, het land waar ik het minst over gelezen heb en het eerste land in tijden waarin ik geen snars van de taal begrijp (Portugees zou toch een beetje op Spaans lijken?). En toch voelt het meteen dichtbij, thuis.
Op straat, langzaam voortwiebelende mensen. Ze lopen alsof ze dansen, de samba aanwezig in hun heupen. In de natuur, meer van de oorspronkelijke bewoners. Ze vissen in de rivieren en leven met de slangen. De gids neemt ons mee zijn wereld in. Piranha’s vissen en zwemmen met ze. Paardrijden door het woud en stilletjes op zoek naar apen en armadillos. Verhalen over slangenbeten aan de lange eettafel. Eten van gefrituurde piranha’s. Caipirinhas aan de houten bar en lessen Forro. Uitgeput in slaap vallen in een hangmat, die eigenlijk best goed slaapt tegen de derde nacht.
Ik ben er pas een week. Brazilië bevalt me prima.

22 January, 2009

Thuis

Brazilië. De 8e grens. De een na laatste. Denk ik. Want ik zit inmiddels weer zo dicht bij Bolivia, dat ik twijfel of ik nog even langsga.
Het eerste beeld is een handelaar van iets dat ik veel vaker ga tegenkomen, heb ik zo’n vermoeden. Kenmerkend voor de Braziliaanse cultuur, maar ook zeer begrijpelijk gezien de aanhoudende en klamme hitte. In alle kleuren en vormen hangen ze er. Hangmatten!
Al meteen blijkt dat ze niet slechts een souvenirtje zijn, maar dat ze ook daadwerkelijk, zelfs in de stad, gebruikt worden. Aangezien de taxichauffeur die ons weg zal brengen eerst uit zijn hangmat moet klimmen, deze af moet tuigen en op moet vouwen voordat hij in de auto kan stappen. Heerlijk, ik voel me meteen thuis.
En dat geldt voor veel tot nu toe. Brazilië is het land waar ik eigenlijk niet naartoe zou gaan, het land waar ik het minst over gelezen heb en het eerste land in tijden waarin ik geen snars van de taal begrijp (Portugees zou toch een beetje op Spaans lijken?). En toch voelt het meteen dichtbij, thuis.
Op straat, langzaam voortwiebelende mensen. Ze lopen alsof ze dansen, de samba aanwezig in hun heupen. In de natuur, meer van de oorspronkelijke bewoners. Ze vissen in de rivieren en leven met de slangen. De gids neemt ons mee zijn wereld in. Piranha’s vissen en zwemmen met ze. Paardrijden door het woud en stilletjes op zoek naar apen en armadillos. Verhalen over slangenbeten aan de lange eettafel. Eten van gefrituurde piranha’s. Caipirinhas aan de houten bar en lessen Forro. Uitgeput in slaap vallen in een hangmat, die eigenlijk best goed slaapt tegen de derde nacht.
Ik ben er pas een week. Brazilië bevalt me prima.

16 January, 2009

praktisch gemis

Buiten het lodgeachtige hostel zeg ik de inmiddels tweede vertrekkende vriendin gedag. Ik druk haar in mijn armen en laat mijn tranen vrijuit gaan. Ze zwaait vanuit de taxi. Ik ben weer helemaal alleen.
Hoewel ik de eerste paar uren niet goed weet wat ik moet doen alleen aan het zwembad, wen ik snel. Ik spreek mezelf moed in, het is nog een maand alleen en twee maanden voordat ik mijn vriendjes en vriendinnetjes weer zie. Ik slaap wat, internet wat en pak de bus naar het centrum om daar mijn volgende verbinding naar het midden van het land te halen. Ik ben, kan en wil weer op pad. Op weg naar nog meer avonturen.
Op het busstation moet ik wat wachten op de bus. Ik besluit naar de wc’s te gaan, hokjes die zo krap zijn dat je er net in kan plassen en om erbij te komen mag je betalen bij een meneer die een stroef draaihekje bedient. Met rugzak en al wurm ik mezelf door de hekjes en het wc hokje in. En dan komt de klap. Ik ben weer alleen. Niemand om even op mijn tas te letten, om aan te vertellen dat ik even ga plassen en zo weer terug ben.
Eenmaal in de bus komt de tweede klap, als ik naar mijn stoel loop, in een rij van twee. Ik instaleer me en na tien minuten zit er een stinkende Braziliaan naast me. Hij vraagt vrijwel meteen waar ik vandaan kom. Verdrietig geef ik antwoord en draai mijn hoofd naar het raam. Ik heb geen zin in een oppervlakkig gesprek over waar ik werk, woon en of ik kinderen heb. En waarom ik alleen op reis ben.
De derde klap komt ’s ochtends als ik de bus uitstap in een stad die veel toerisme ontvangt en zowat besprongen wordt door de promoventjes van het een of andere hostel of reisbureau. Omdat ik alleen ben overvallen ze me massaal, hopend dat ze kunnen verkopen. Ik pak mijn rugzak en loop snel door, doend alsof ik weet waar ik naartoe ga (wat meestal ook wel het geval is, alleen deze keer stond er even geen plattegrondje in mijn reisgids). Ik baal. Niemand om tegen te mopperen, niemand om mee te overleggen.
Mijn innerlijke peptalk bleek van oppervlakkige aard. In het groots had ik mezelf overtuigd dat het weer fijn was om mijn eigen pad te trekken, om mijn nomadisch bestaan weer vervolg te geven. Maar in de kleine praktische dingetjes stak de pijn toch snel weer de kop op. Ik mis ze…

12 January, 2009

Tranen

Een bekend gezicht op Ezeiza in Buenos Aires.
Twee stevige armen om me heen in een willekeurig hotelletje in San Telmo.
De vertrouwheid van het weer samenzijn.
Tranen.

Een val. Een verrekte nek, die het vrijwel onmogelijk maakt om de stad te verkennen.
Een gestolen portomonee, waar alles in zat.
De tegenslag van vermoeidheid en acclimatisatie in een land wat 40 graden warmer was.
Tranen.

Een absurde busreis.
Een heftig verbrande huid.
Dansend onder het vuurwerk op het strand, het nieuwe jaar inluidend.
Tranen.

Twee opgezette voeten, met dank aan een mieren- muggen- of spinnenbeet.
De uitdaging van het verbinden, als je al 2 maanden aan het reizen bent en de rest net aankomt.
Een cortizonespuit en veel bananen, om weer normaal te kunnen lopen.
Tranen.

De laatste avond samen.
Een wandeling met volle maan, naar een van de mooiste watervallen op aarde.
Afscheid.
Tranen.








08 January, 2009

met een lach

Leeg. Het vliegveld van Lima voelt als verlaten. Het vliegtuig is het ook. Meer crew dan passagiers. Ze zijn vriendelijk en warm. Ook zij zijn ver van huis, op Kerstavond. De uren van de vlucht gaan langzaam voorbij, mijn ongeduld groeit... Genoeg tijd om te overdenken hoe mijn laatste week in Peru voorbij is geschoten. Van het dorp van de waterval naar de rivier Mayo. Ongebaande paden, geheime reservaten die de gringos nog niet gevonden hebben. Als reisgenote Gisela. Een Limeense die ik heb overgehaald een stukje met mee te reizen en wat later terug naar Lima te gaan voor Kerst met haar familie. Die me, weliswaar aan het einde van deze reis; maar toch, wist te leren hoe de cultuur écht werkt. Van daar naar Lima. Met als gids een ware Limeense, van krottenwijk aan zee met het verste van het verste aan vis, naar upperclass surfplekken waar ik alleen had kunnen overnachten als ik deze reis niet had gemaakt. Van Lima een lege vlucht naar Buenos Aires. Alwaar mijn twee maatjes, eerst de een en dan de ander, aan zouden komen om samen het nieuwe jaar in te luiden. Ik kan steeds minder goed wachten....De spanning is onbeschrijvelijk. Kan ik nog samen zijn, na ruim twee maanden alleen? Kan ik het delen, alles wat ik mee heb gemaakt? Hoe zal het zijn, als ze door die schuifdeuren in de aankomsthal lopen? Zoals altijd of anders?Zoals altijd. De een na de ander, zijn ze veilig geland. Na een snufje Buenos Aires, door naar het hipste van het hipste van Zuid Amerika (Punta del Este in Uruguay), om op gepaste wijze te vieren dat we samen aan 2009 kunnen beginnen. En we zijn er. Het blijkt onbetaalbaar en vol Amerikaanse toeristen. Restaurants en winkels die ipv een logo/ naam, een bordje van Visa op hun gevel hebben. Hotelarrangementen die meer kosten dan mijn 6 weken in Peru. Een wind die sterker en kouder is dan ooit, volgens de receptioniste. En we hebben alleen maar een fleecevest bij ons. En een zomerjurk. En toch: de oceaan, de glimlachende Uruguayaan, de superverse vis en het feit dat we, ondanks de afstand, toch samen zijn, maakt het bijna perfect (alleen mijn lief ontbreekt nog)... We gaan met een lach 2009 in. Ik vermoed en hoop dat jullie dat ook net gedaan hebben.