19 October, 2008

Stad van de eindeloze straten

Met ogen als worsten ben ik in het vliegtuig gestapt. Ik heb vaak geknepen in de knuffel die Machiel op het laatste moment in mijn handen duwde, maar het mocht niet baten. Gemis. De 13 uur durende vlucht hielp niet bepaald mee en dankzij de overstap in Frankfurt was er alom Duits. Orde en striktheid. Ik ben op zoek naar een knuffel, maar van de nerveuze Poolse dame naast mij heb ik ‘m niet gekregen. Gedachtes over waarom ik dit alweer aan het ondernemen ben, laten me niet los. Alleen op pad, vijf maanden nog wel. De exotische verlangens naar Latijns America zijn even verdwenen.
Landen. Het is al donker in Buenos Aires en de hazenslaapjes in het vliegtuig (die net zo lang duurde als mijn nek het tolereerde in de gekreukte stand) hebben niet gebaat, ik ben erg moe. Een bus, een taxi, nog een lange, drukke winkelstraat en ik ben in mijn hostel. Eenmaal op de trap komen de vrolijke geluiden van andere rugzakreizigers me tegemoet, gemengd met vlagen van housebeats. Weer dezelfde vraag. Wat ben ik hier aan het doen?
De nieuwe ochtend brengt meer met zich mee. Al om 8 uur op straat, de jetlag als steun bij een vroege start. De stad slaapt, het is Zondag. Mooi om een stad in deze naaktheid te zien. Uiteindelijk uren dwalend rondgelopen. Door groene, brede, eindeloze straten. En toch maar een flard gezien. Kleinschalig is het laatste wat je Buenos Aires kunt noemen. Groot wel. Romantisch. Verassend. Verschillend, op elke hoek weer. Bijzonder. De grootste gebouwen van het verleden pogen de miljoenen inwoners te verstoppen. Tevergeefs. Een paar uur later stromen de winkelstraten alsnog over, al is het zondag.
Het eerste moment dat ik contact durf te maken met iemand anders dan de douanier en de receptionist is pas om 15.00 uur in de middag. De leegte die ik van binnen voelde kon ik geen plek geven tussen de onbekenden. Ik ben verlost door een straatverkoper, met stofdoeken. Hij lachte en bood er een aan. In de nieuwe voertaal bedankte ik. No tengo una casa….
Op een zonnig terras met bruine tangostoelen (gewoon caféstoelen dus) bestel ik met smetteloos Casteljano een lokale koffie. Het roept verassing op bij de wat oudere ober. Hij blijft praten, voor mij een glansrijke kans om mijn nieuwe taal te oefenen. Hij heeft grijs haar en van dat soort groengrijze ogen dat ik hier voor het eerst gezien heb. Lokaal schoon. Ik fantaseer over zijn rokerig verleden, in een verboden café hier ergens om de hoek. Een sigaret in zijn handen. Tango op de dansvloer. Bij weggaan heb ik niet genoeg kleingeld voor een tip. Ongemak. Bij het opstaan krijg ik een zoen. Grens.
Verderop weg heb ik de lokale krant opgepikt, volgens de verkoopster in de groene kiosk die meer op een ijskraam lijkt dan op een krantenstand, de meest verkochte. Ik heb een doel. Als deze stad niet mooi genoeg is, dan in elk geval de taal blijven leren. Met een woordenboek in de aanslag lees ik de krant bijna twee keer zo groot als de Nederlandse zaterdageditie. Aan een tafeltje dat duidelijk voor de kleinere lijfjes van de Argentijnse vrouwen gebouwd is. Maar, een doel is een doel. Langzaam keert de zekerheid terug. Interessant hoe de mens zijn zekerheid kan terugvinden door zichzelf slechts een doel toe te kennen.
In de avond ben ik teruggekeerd, met de eerste blaren op mijn voeten. Het groeiende gevoel van vrijheid heeft vandaag rond een uur of vijf in de namiddag voor het eerst een echte glimlach op mijn gezicht getekend. Buenos Aires is bijzonder, maar brengt me zeker niet wat ik ervan had verwacht. Nu ben ik ook moeilijk om indruk op te maken, wordt me gezegd. Een van beelden die ik over mezelf heb is dat ik in elk geval een echte kosmopoliet ben. Ik reis graag en veel. Ik leer makelijk nieuwe talen, met dank aan een tweetalige opvoeding. En in een grote stad voel meestal snel aan wat de places to be zijn. Of waar het naar toerisme riekt. En voor het eerst, geheel onverwachts, duurt het even...