04 December, 2008

back to basic

In een overvolle bus Peruanen kruip ik weg in mijn slaapzak. Ik ben moe maar ga hoopvol mijn reis tegemoet. Peru en ik zullen nooit de beste maten worden, maar toch heeft dit land iets intrigerends. Ik wil tot de grenzen gaan om het te ontdekken, Peru en ik zijn blijkbaar nog niet klaar met elkaar.
Vroeg in de ochtend komt mijn bus in een stoffige wolk tot stilstand. Als enige stap ik uit. Niemand op straat en mijn welkomstcomitĂ© geheel afwezig. De naam die ik presenteer aan de enige aanwezige persoon op het busstation (een poort, een erf en iets wat een wachtruimte moet zijn) is onbekend. Ik probeer het nummer te bellen wat ik heb gekregen. Buiten bereik…
Ik probeer op z’n Peruaans te reageren (net zo lang blijven hangen totdat iemand me komt halen) en houd dat precies 1 uur vol. Mijn proactieve persoonlijkheidsknop schreeuwt om actie. Ik beland op een plekje waar auto’s naar de dorpjes in de buurt lijken te vertrekken. Maar al te graag proppen ze mijn rugzak in de verschillende achterbakken.
Het dorp blijkt een klein paradijsje en het lijkt alsof mijn wens om van het gebaande pad te gaan vervuld wordt. Geen telefoon, electra of warm water. Eens per week een auto dat op een neer naar het dorp rijdt. Huizen van klei en riet. In de tuintjes ananassen, bananen en rietsuiker. Boeren, die eens per week als gids verdwaalde toeristen en busjes met scholieren naar de lokale schat leiden: de waterval (771) meter, volgens hen de derde grootste in de wereld.
Inmiddels zijn da dagen verstreken alsof ze niets waren. Ik begin te groeien tot een dorpeling die leert aan te voelen wanneer de regen gaat komen. Die wakker wordt met het eerste licht en gaat slapen zodra de paar lichten uitgaan door gebrek aan geld voor electriciteit. Die hangt voor het erf in het zonnetje omdat er weinig anders te doen is in de hitte. Die haar best doet om niet alleen gezien te worden als de 'gringa' die hen Engels leert en het allemaal beter weet.........